Bedragen x € 1.000
Rekening | Begroting | Begroting | Raming | Raming | Raming | |||||||
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | |||||||
Lasten | 0 | N | 5.559 | N | 2.984 | N | 1.778 | N | 1.782 | N | 1.731 | N |
Baten | 0 | V | 316 | V | 116 | V | 116 | V | 116 | V | 116 | V |
Saldo van baten en lasten | 0 | N | 5.242 | N | 2.868 | N | 1.662 | N | 1.666 | N | 1.615 | N |
Storting reserve | 0 | N | 0 | N | 0 | N | 0 | N | 0 | N | 0 | N |
Onttrekking reserve | 0 | N | 1.418 | V | 700 | V | 0 | N | 0 | N | 0 | N |
Resultaat | 0 | N | 3.824 | N | 2.168 | N | 1.662 | N | 1.666 | N | 1.615 | N |
Het saldo van baten en lasten binnen de productgroep Landbouw en Natuur neemt in 2026 af met € 2,4 miljoen ten opzichte van 2025. De terugval betreft zowel terugval in interne middelen als terugval in externe middelen voor de opgave in het Landelijk gebied. De intern beschikbare middelen zijn in de programmabegroting 2024 incidenteel beschikbaar gesteld voor 2025 voor € 1,7 miljoen. Dit om de opgave in het landelijk gebied op korte termijn een impuls te kunnen geven, maar rekening houdend met het financieel perspectief voor gemeenten vanaf 2026 (het 'ravijnjaar'). Zoals in de begroting aangegeven, zijn we voor (het tempo van) de uitvoering als gemeente grotendeels afhankelijk van de middelen die via Rijk en provincie beschikbaar worden gesteld. In de perspectiefnota 2026 is besloten tot het toekennen van € 0,7 miljoen voor het ontwikkelkader Landelijk gebied in 2026. Per saldo dalen de interne middelen vanaf 2026 met € 1,0 miljoen.
Er zijn in 2024 en 2025 incidentele middelen vanuit het Rijk ontvangen voor de landelijke beëindigingsregeling veehouderijbedrijven en de ondernemingsplanaanpak. Deze middelen zijn in de gemeentebegroting verwerkt en leidt daarmee tot een incidenteel hoger beschikbaar budget in 2025 van € 1,4 miljoen. Deze middelen vervallen in de begroting 2026. In het hoofdstuk Wijzigingen begroting stellen wij daarom voor resterende middelen van 2025 te reserveren voor toekomstige jaren.
Voor 2026 is er nog geen definitief zicht op nieuwe middelen vanuit het Rijk en zullen we de opgave in het landelijk gebied met minder eigen middelen kunnen uitvoeren. We zetten de activiteiten voort door de resterende middelen uit 2025 beschikbaar te houden voor de komende jaren.